Deze Loesje-spreuk is Peter Heeremans (69) op het lijf geschreven. Hij vertelt me over zijn volle en bewogen leven in zijn prachtige keuken aan het Sarphatipark, waar hij met zijn man Robert woont.
Een verlegen jongetje
Ik ben het 10e kind (van de 12) uit een katholiek boerengezin in Santpoort. In mijn jeugd hadden we het helemaal niet breed. We kregen zelfs aalmoezen van de kerk, die een grote rol speelde in ons leven. Als kind was ik een erg verlegen jongetje, het liefst maakte ik me onzichtbaar.
Na school koos ik voor de opleiding Verpleegkunde, want dan moest je intern; een legitieme manier om het huis te verlaten. Het liep echter anders.
De overgang was immens
Op mijn 18e kwam ik mijn eerste ‘liefde’ tegen. Hij stelde voor om te gaan samenwonen, dat leek me wel wat. De verpleegkunde-opleiding ging dus niet door. Mijn vader vond het helemaal niks. Ik moest toen wel uit de kast komen. De huisarts heeft goed geholpen door met mijn ouders te praten, waardoor ze mijn homoseksualiteit konden accepteren.
Via mijn vriend kwam ik in contact met een totaal nieuwe wereld: ik liet me een kostuum aanmeten, ging naar de opera, maakte kennis met de Aziatische keuken en uiteraard de homowereld. De overgang van mijn ouderlijk huis naar het mondaine stadse leven was immens.
Dit wordt het niet
Geen opleiding, dus moest ik werken. Dat werd schoonmaken bij een groot bedrijf, waar ik al snel het magazijn op mocht zetten. Ik woonde op mijn 19e in een mooi grachtenpand in Haarlem met mijn vriend. De huisbaas was Huub Jans, een medeoprichter van het COC. Hij was in de 50 en werd mijn beste vriend, mijn mentor, mijn alles. Hij vertelde smakelijke verhalen over het homoleven in de oorlog. Als hoofd PR van het Tropeninstituut bezorgde hij me een administratieve baan bij de leprastichting. Via hem ontmoette ik veel interessante mensen, zoals Otto Frank.
Mijn relatie ging uit en ik leerde een andere man kennen, dat was Huubs tandarts. Met hem zou ik negen jaar samen zijn. Mijn ondernemersbloed kwam tot leven; ik begon mijn administratiekantoor, met een clientèle die vooral bestond uit tandartspraktijken. Het kantoor bloeide, maar op mijn 25e wist ik: dit past niet bij me, dit wordt het niet.
Ik besloot de kappersschool te gaan doen. Twee jaar heb ik gewerkt bij een van de beste kappers van de stad, in de P.C. Hooftstraat. Na wat gedoe vertrok ik daar en besloot ik dat ik beter eigen baas kon worden. Ik nam een zaak in De Pijp over, die ‘Peter’s Hair styling’ heette. Die naam hoefde ik dus, tot verwarring van de vaste klanten, niet te veranderen!
Hij bood me een drankje aan
Na de breuk met de tandarts - ik was toen 31 - kwam ik Robert tegen in de Amstel Taveerne. Hij bood me een drankje aan en dat was dat. Ook als kapper en make-up specialist bleken we elkaar uitstekend aan te vullen. Eerst hadden we ieder ons eigen bedrijf, maar die hebben we later samengevoegd. We werden bekend, met name door de metamorfoserubriek, zeven jaar lang, in weekblad Privé. Heel bekend Nederland kregen we in de stoel. En dat trok weer meer mensen naar onze zaken, die groeiden en bloeiden. We hadden kapperszaken en schoonheidssalons en werkten ons drie slagen in de rondte. Door onze contacten kregen we nog meer contacten. We werkten mee aan musicals van Henk van der Meijden en kwamen via een kostuumontwerpster in contact met Albert Verlinde. We waren een succesvol koppel. ‘Robert en Peter’ werd een begrip. We liepen in onze design-pakken over rode lopers en beseften toen niet hoe bijzonder dat was. We raakten bevriend met bekende mensen, onder andere Liesbeth List.
We vonden het té belangrijk
Naast personeelsbeleid waren we vooral bezig met uiterlijk en glamour. De oppervlakkigheid van het vak begon ons langzaamaan op te vallen. Als homo’s begaven we ons in een overwegend heteromilieu.
Een paar vrienden maakten ons er in de jaren 80 op attent dat er iets gaande was. Midden in de aidsepidemie kwamen we in contact met de Schorerstichting en beseften we dat we tijd wilden maken voor iets heel anders. We hebben er zo’n dertien jaar vrijwilligerswerk als buddy gedaan. Het veranderde ons. Robert ging een Gestalt-opleiding doen, ik werd contactbegeleider, organiseerde van alles, deed intakes. We vonden het té belangrijk om het niet te doen.
Ik zei altijd ja
Het was altijd zaak om de klanten én het personeel tevreden te houden. Dat gaf veel stress. Ik was zeven dagen per week met het werk bezig, liet het nooit los. In dit huis hebben we een prachtige woonkamer, maar daar waren we nooit. We kwamen alleen in de slaapkamer, de badkamer en de keuken. Robert en ik zaten altijd op een lijn, ook toen we besloten om te stoppen met ons bedrijf. We verkochten de salons in 2001. Vrij!
En ik stortte gelijk finaal in. Ik ging heel diep. Twee jaar lang kwam ik nauwelijks mijn bed uit. Ik had altijd tegen alles ja gezegd en was daarmee flink over mijn grenzen gegaan. Op de bank bij de psychiater heb ik veel over mezelf geleerd en krabbelde ik weer langzaam overeind.
Ik miste hem
Robert had het eerst niet zo in de gaten dat ik er zo doorheen zat. Hij zat in de flow van genieten van de vrijheid. Van een oude klant kreeg hij het aanbod om in haar re-integratiebureau te komen werken. Drie jaar later vertrok hij daar en werd reisleider bij Baobab. Op een gegeven moment was mijn beste vriend heel ernstig ziek. Ik wilde dat Robert naar huis kwam, maar dat ging niet. Ik miste hem zo vreselijk, dat vond ik erg moeilijk, ik kan die emoties nog voelen. Daarna werd Robert steward – en later purser - bij de KLM. Dan was hij wel vaak weg, maar ook snel weer thuis. En dat blauwe pak staat hem geweldig! Ondertussen verbouwden we de benedenverdieping en begon ik een Bed & Breakfast. Die heb ik zes jaar gerund, dat ging goed, de B&B kreeg een beoordeling van 9,8.
Wie was ik?
In 2016 kreeg ik een hersenbloeding en raakte ik in coma. Robert zat in Dubai op dat moment. Hij vond me bij thuiskomst. Toen ik in het AMC ontwaakte, bleek dat ik er gelukkig niets aan had overgehouden. Ik besloot meteen om te stoppen met werken. Daarna werd het erg rustig. Ik begon te beseffen dat men mij zag als ‘Robert en Peter’, een onlosmakelijke eenheid. Maar wie was ik zelf dan? Ik ging meer dingen doen als ‘Peter’, bijvoorbeeld alleen op vakantie. Ik ga nu regelmatig een paar maanden naar Thailand, heerlijk.
Elke maand naar de borrel
Ik ging vrijwilligerswerk doen bij tennisvereniging Smashing Pink, een geweldige club. En ook werd ik actief bij het Roze Stadsdorp. Ik zat in de borrelcommissie en kwam elke maand naar de borrel. Het is erg leuk om daar boeiende mensen, ook uit het verleden, tegen te komen. Maar ik wil niet meer zo actief zijn, heb last van mijn rug en ben best snel moe. Ben ook net gestopt met tennissen. Ik vind het heel pijnlijk om dit soort keuzes te moeten maken. Hopelijk kunnen we over een tijdje weer allemaal leuke dingen doen die nu niet kunnen, want ik mis de RSA-activiteiten wel.
Lef om naar ons eigen gevoel te luisteren
Als we nu terugkijken op ons leven en 37 jaar samen zijn, dan realiseren we ons: wat hebben we veel keuzes gemaakt, wat hebben we vaak het roer omgegooid. We hadden het lef om naar ons eigen gevoel te luisteren, onszelf te zijn en de kansen te pakken die voorbijkwamen om steeds weer een nieuwe balans te vinden. Ons leven bleef zich daardoor verruimen. Niet te geloven dat ik ooit dat verlegen jochie uit Santpoort was!