Op een zonnige lentedag bezoek ik Kari Winkelman (80) in haar ruime appartement in Amsterdam-Noord. We hebben elkaar een keer eerder ontmoet, bij een etentje van de buurtgroep. We voelden een klik en mede daarom leek zij me ideaal voor dit eerste interview met 50+ LHBTQI’ers in coronatijd.
Ze ontvangt me hartelijk met een heerlijk kopje koffie en daarna mag ik haar het hemd van het lijf vragen. Uiteraard op een keurige 1,5 meter afstand, met de hond ertussen. Kari straalt rust en optimisme uit, maar ze voelt zich vaak melancholiek en ervaart de dagen soms als erg lang.
Kari, wat is je achtergrond?
‘Ik heb na de opleiding Psychologie in Amsterdam mijn hele leven gewerkt als klinisch psycholoog, met name in de bollenstreek, in Bennebroek. In 2002 kon ik stoppen dankzij een mooie pensioenregeling. Ik woonde met mijn partner in Culemborg, tot we zes jaar geleden besloten weer terug naar Amsterdam te gaan. Carla bleek toen al ziek te zijn, dus het leven zag er heel anders uit dan we ons hadden voorgesteld. Drie jaar geleden overleed ze aan kanker.’
Wat is je huidige situatie?
‘Nu woon ik alleen met mijn hond. Kinderen heb ik niet, helaas, want ik had ze graag gewild. Toen ik jong was stond de samenleving nog helemaal niet open voor het lesbisch moederschap. Familie is er vrijwel niet meer. Het is de afgelopen jaren niet makkelijk gebleken om een nieuw sociaal leven op te bouwen. De dagen voelen soms lang.’
Hoe ziet je dagelijks leven er nu uit?
‘Mijn leven is eigenlijk maar een klein beetje veranderd door de coronacrisis. Ik leefde al behoorlijk geïsoleerd, met een aantal belangrijke vrienden op afstand. Dus ik maakte al veel gebruik van telefoon, facetime, appen en zo. Die communicatie werd in het begin van de crisis opeens een stuk drukker. Ik kon het soms nauwelijks bijbenen! Nu is het weer wat rustiger en hebben de meeste berichtjes de boodschap: houd vol.
Mijn weekprogramma is wel stil komen te liggen. Ik deed van alles, klassiek zingen in een koor, schilderen in een groep, taalles geven aan vrouwen. Het koor en de taallessen zijn gestopt en de schilderles doen we nu online. Dat tekenen en schilderen doe ik wel fanatiek.
Mijn dagindeling wordt vooral bepaald door de hond, ik laat hem nu langer en vaker uit, soms op een lange wandeling met een vriendin. Ik zie minder mensen en blijf veel binnenshuis, net als iedereen, en soms ga ik met de auto naar mijn tuintje of dat van vrienden. Ik schilder, lees de krant en boeken, en kijk een beetje naar Netflix. Verder facetime ik een paar keer per dag met mijn ex. Aan boodschappen en eten besteed ik niet veel aandacht.’
Wat mis je, wat is er nu niet mogelijk?
‘Vrienden zien, dat mis ik het meest. Face-to-face contact en een knuffel. Ik wil wel graag eens vastgepakt worden. Mijn vrienden zijn vaak voorzichtiger dan ik. Ik heb zelf iets fatalistisch van: “Nou, dan word ik misschien ziek, en als dat niet goed afloopt: het zij zo.”
Het zingen mis ik ook erg. Ik heb altijd veel muziek gemaakt. Op dit moment is er weinig contact met de mensen van het koor. De vrouwen van de taallessen hoor of zie ik helemaal niet, want digitale communicatie is voor hen, mede vanwege de taalproblematiek, niet haalbaar.
Het is in deze tijd nog moeilijker geworden om gelijkgestemde vrouwen te ontmoeten, die in dezelfde situatie leven als ik. Ze moeten er toch zijn!
Waar ik bang voor ben is dat ik, als het isolement groter wordt, in een angstige gedachtestroom terechtkom, zo van: “Hoe moet dat nou als ik ziek word?” Maar, als ik me echt ziek zou gaan voelen, maak ik dat onmiddellijk kenbaar aan mijn ex en aan mijn schoonzus, die arts was in Amsterdam.’
Zijn er ook positieve kanten?
‘Ik heb nu meer rust en tijd voor reflectie over mijn leven, dat voelt goed. Ik kom nu ook meer toe aan schilderen, waar ik veel plezier aan beleef. En ik heb eindelijk tijd om ‘De Pest’ van Camus te lezen en meer naar mooie muziek te luisteren.
Een paar vriendinnen houden een oogje in het zeil, het is fijn om dat te ervaren. Ook andere mensen, bijvoorbeeld uit de buurtgroep Noord van het Roze Stadsdorp, vragen hoe het met me gaat. Dat is verrassend en positief. De digitale communicatiemiddelen worden volop benut. Misschien ga ik toch ook maar iets op Facebook doen, daar schijnen leuke lesbische groepen actief te zijn.’
Hoe is het over een half jaar?
‘Ik hoop dat ik over een tijdje het gewone leven weer kan hervatten. Maar ook als dat zo is, is het niet voldoende om uit mijn isolement te komen. Ik ben nu met twee wezenlijke dingen bezig. Denken over mogelijke verandering in mijn woonsituatie – misschien wil ik in een groepsvorm gaan wonen -en denken over hoe ik nieuwe vriendschappen met vrouwen in dezelfde leefsituatie kan vinden. Dit is wel een goede periode om de mogelijkheden rustig te onderzoeken, dan kan ik daar later actief mee aan de slag.’
Wil je nog iets kwijt?
‘Het kan zijn dat ik het virus al gehad heb. In januari kwam ik terug uit Italië. Ik kreeg het opeens ijskoud en bleek koorts te hebben. Mijn luchtwegen zaten verschrikkelijk vol. Dat had ik nog nooit meegemaakt. Ik hoestte me een ongeluk en mijn bijholtes en kop barstten zowat uit elkaar. Ben flink ziek geweest, maar een arts is er niet aan te pas gekomen, dus zeker weten doe ik het niet. Ik hoop zo dat ze uitgebreid zullen gaan testen. En dat ze dan, als de zorgsector aan de beurt is geweest, voorrang geven aan de oudere alleenstaanden, zodat die weer zonder vrees anderen kunnen gaan zien.
Verder merk ik dat de hele situatie me soms onwezenlijk voorkomt, alsof het helemaal niet bestaat. In mijn leven verandert er lang niet zoveel als in het leven van veel anderen. De krant en tv wijzen me er dan weer op: het is coronatijd. O ja, denk ik dan.’
Haidy Möller