Het bekende logo van Gay Games Amsterdam 1998 met de rode tulp en de roze driehoek werd ontworpen door Kees Ruyter. Het sterke kleurcontrast symboliseert de zichtbaarheid van de grote en diverse lhbti-community wereldwijd. In 1993 kwam Kees als vrijwilliger bij de initiatiefgroep met o.a. John Avis en Marjo Meijer die Gay Games naar Amsterdam wilden halen. Kees: ‘Ik wilde er niet als ontwerper maar vooral inhoudelijk bij betrokken zijn. Toen er uiteindelijk een logo moest komen heb ik dat toch ook maar gedaan. Het ontwerp was best lastig. Er moest energie in zitten, sport en cultuur, en - heel herkenbaar - het lhbti-gevoel. Ik wilde het logo ook een tijdelijk karakter geven. Gay Games Amsterdam 1998 moest geen instituut worden met een strak, institutioneel logo. Het was een evenement dat voorbijgaat. Belangrijk was de zichtbaarheid: het beeld moest blijven hangen. Het tulpje is een combinatie van een vlammetje en de roze driehoek, toen onomstotelijk het Nederlandse lhbti-geuzenteken. De kleuren – magenta, rood en geel - zijn scherp en contrastrijk. Je moet er bijna een zonnebril bij opzetten. Dat verbeeldt de zichtbaarheid. Ik moest wel vaak uitleggen waarom ik geel had gekozen. Een anekdote: een Amerikaan van de Federation of Gay Games vroeg naar dat geel, want hij begreep niet waarom die kleur gebruikt was. “Have you never realised that yellow is the centre of the rainbow?”, reageerde ik. “Dat is geniaal”, zei die man, maar (lachend:) dat was echt niet zo bedacht. Grappig is ook dat dat geel later echt een lhbti-kleur is geworden.’

Kees Ruyter

In 1995 werd Kees manager marketing en communicatie en creatief directeur van de werkorganisatie: ‘De kernboodschap van Gay Games Amsterdam 1998 was zichtbaarheid. Zichtbaarheid in de stad, de zichtbaarheid van de grote en zeer diverse groep vrouwen en mannen afkomstig uit alle delen van de wereld.’ Hoe staat het nu met die zichtbaarheid? Kees: ‘Daar gaat het bij mij, als ik aan Gay Games denk, nog steeds over en niet onterecht. Een inventarisatie: zichtbaarheid bij onderwijzend personeel, zichtbaarheid van leerlingen in de klas, zichtbaarheid op straat, dat staat allemaal behoorlijk onder druk. Zichtbaarheid in de sport blijft explosief zoals weer bleek toen de eerste openlijke profvoetballer al op jonge leeftijd publiekelijk uit de kast kwam. De Australische voetballer Josh Cavallo. Hij werd gevierd in de media (ook door sommige profvoetballers), maar werd uitgescholden - inclusief doodsbedreigingen - door supporters en andere profvoetballers. Ik vind verder ook de zichtbaarheid in de media nu te eenzijdig. Als ik bijvoorbeeld over een recent voorgevallen moord in België in de krant lees dat er sprake is van “één slachtoffer en drie minderjarige daders”, denk ik: nee, het gaat hier om vier slachtoffers! Er is naast het slachtoffer geen aandacht voor de daders en hun homofobe denken. Ik kan wel janken als ik me bedenk dat een 15-jarige jongen een moord pleegt omdat hij vol zit met homohaat. Dat is niet zomaar vanzelf ontstaan. Nu heeft hij de rest van zijn leven een moord op zijn geweten.’

Zichtbaarheid

‘Homofobie is vandaag de dag overal zichtbaar, zoals in Rotterdam toen onlangs de COC-gebouwen onder geklad werden met homofobe teksten. Je ziet een tweedeling tussen de jongeren die het wél, en uitgebreid, over lhbti+ hebben - de fluïde generatie - en de jongeren uit groepen waar homoseksualiteit simpelweg niet mag bestaan. Ook internationaal zie ik een verharding van homofobe standpunten in landen als Polen, Rusland, China, Kenia .... Je ziet hoe moeilijk het geworden is om nu de Gay Games in Hong Kong te organiseren. Voor mij staat het vieren van het 25-jarig bestaan van Gay Games Amsterdam nu nog steeds in het teken van die zichtbaarheid. Onze vrijheid vieren door zichtbaar te zijn en daarvoor te blijven vechten.’

Lees ook het interview met Kees Ruyter over Gay Games Amsterdam 1998 op Movisie.nl.

Opening Call Centre Gay Games, april 1997, Kees Ruyter voert het eerste telefoontje, met Margreet Dolman. Op de achtergrond de poster met zijn logo.

Tekst: Paul van Yperen. Foto: Marian Bakker.