Tot voor kort had ik nog één tante: tante Tiny, de jongste zuster van mijn moeder. Alle andere tantes en ooms zijn al lang overleden. Maar nu is zij er ook niet meer.

Ik heb in mijn leven weinig contact gehad met mijn ooms en tantes. Ze stonden op grote afstand en waren in mijn ogen veel te kerkelijk, conservatief en ouderwets. Maar tante Tiny was anders. Toen ze al ver in de negentig was las ze nog veel en volgde ze het laatste nieuws op de voet. Bovendien had ze zo haar eigen opvattingen over kerk en geloof.

Ik bezocht haar een paar keer in haar laatste levensjaren en ontmoette een levendige, openhartige vrouw die mij veel kon vertellen over onze familie. Dat vond ze fijn, want wie kende de mensen nog die zij in haar leven had meegemaakt? Haar eenzaamheid van het ouder dan oud worden werd verzacht door met mij te praten over familieleden die ik als jongen óók had gekend. Maar ze vertelde me ook dingen die ik nooit heb geweten. Ik luisterde met rooie oortjes.

‘O, ik wist allang dat jij homo was. Toen je nog een kleine jongen was, had ik het al door’, zei ze. ‘Ik wilde er met je moeder over praten, maar zij wilde dat absoluut niet en je vader volgens haar ook niet.’ Van deze opmerking moest ik even bijkomen. Mijn tante de vrijmoedige, mijn moeder de ontkenner, en ik de onwetende. Fraai stel bij elkaar.

Voor mijn tante was homoseksualiteit nooit een probleem. Ik vroeg door en wilde weten of ik soms the only gay in the village was geweest. Dat kon toch niet waar zijn? Mijn familie is groot, er waren er vast meer. ‘Hoe zat het eigenlijk met tante Jur, die woonde toch met ene Riek?’ vroeg ik. Tante Jur was een oudtante die geëmigreerd was naar Californië. Ik had haar wel eens gezien, ze kwam zo nu en dan naar Nederland op familiebezoek. ‘O, die was lesbisch hoor, maar dat zeiden ze natuurlijk niet.’ Ach, twee vrouwen die samenwoonden, dat kon ook eigenlijk wel, dat waren gewoon vriendinnen die nooit een man hadden kunnen vinden. Hadden ze tenminste nog wat ‘aanspraak’ aan elkaar. Maar twee samenwonende mannen of een alleenstaande man vond men ‘verdacht’.En hoe zat dat toch met die ongetrouwde neef?’, vroeg ik. ‘O, die was homo, dat wist iedereen, maar het werd nooit gezegd. Hij breide ook truien. Dat werd heel raar gevonden’, zei tante.  

Het beestje niet bij de naam noemen, dat was de gewone gang van zaken. Vaak domweg om te overleven. Voor veel queer moslims is dat nog steeds de enige manier om zich veilig te voelen. En laten we wel wezen: de drie letters van het COC verwijzen naar een tijd waarin ook in Nederland geen ruimte was voor openlijke homoseksualiteit.  

Mijn tante noemde de dingen wèl bij hun naam. Zij was haar tijd ver vooruit. Leuke, lieve tante Tiny, ik mis haar.