Ik was op bezoek geweest bij een goede vriend in Den Haag en reisde met de trein terug naar Amsterdam. Hij bracht me naar het station.   Voordat ik instapte kusten mijn vriend en ik elkaar hartelijk. Geen tongzoen, maar ook geen knuffel met een kus ergens in het luchtledige. Goed op de wangen zal ik maar zeggen. ‘Tot gauw maar weer’, zei hij.

De trein zat al behoorlijk vol, maar gelukkig was er nog een plekje vrij tegenover een man en een vrouw van zo’n jaar of tachtig.  Ze hadden onze afscheidskus kennelijk geobserveerd, want ik zat nog niet of ze zeiden: ‘O, dat zoenen van jullie vinden wij heel normaal hoor, wij accepteren dat volkomen!’ Ze keken me aan alsof ze wilden zeggen dat ze zichzelf de meest tolerante mensen ter wereld vonden. Ik lachte wat schaapachtig, maar wist eigenlijk niet goed hoe ik op een dergelijke onverwachte opmerking moest reageren.  

Hoe langer ik erover nadacht, hoe vreemder ik hem begon te vinden. Waar bemoeiden ze zich mee? Zou ik omgekeerd iets dergelijks hebben gezegd als een van hen de trein was binnengekomen en de ander ten afscheid had gekust op het perron? Absoluut niet.   

Zo gewoon was onze afscheidskus kennelijk niet. Want terwijl er op stations per dag duizenden afscheidskussen zonder commentaar van buitenstaanders worden gewisseld, was die van mij en mijn Haagse vriend een opmerking waard. Ik kreeg opeens het gevoel dat ik een speciaal geval was dat toestemming had gekregen om te kussen. Overdrijf ik? Nee. Voor mij voelt een dergelijke opmerking als: ‘Ik accepteer jou, ondanks wie je bent.’ Dan denk je in termen van macht: de ander, de meerderheid bepaalt de norm en beslist wie daarvan mag afwijken.

Ik wil helemaal niet geaccepteerd worden, ik wil alleen maar gelijkwaardigheid. De ander is mijn gelijke, punt uit. De meeste mensen in Nederland ‘accepteren’ lhbti’ers wel, maar hand in hand lopen en kussen op straat of op het perron wordt lang niet altijd gewaardeerd. Daarom moeten we onze stem steeds laten horen. Dat kan ook met een lied.

Bij de afgelopen dodenherdenking op 4 mei mocht ik meezingen met het regenboogkoor One Voice in Almere. We zongen het Roze Wilhelmus dat ik samen met twee anderen op de wijs van het officiële Wilhelmus heb geschreven:

 

Dit is een lied dat wij zingen

Als mens van roze bloed

Bloed laat zich niet bedwingen

Het stroomt en warmt ons goed

De liefde komt tot leven

Zichtbaar voor ieder mens

De tirannie verdreven

Leven naar ieders wens

 

De grenzen zijn elastisch

Dus kussen wij op straat

Klinkt het misschien te drastisch

’t Is liefde waar ’t om gaat

Genegenheid te tonen

In roze gloed die glimt

Een land te bewonen

Waar liefde angsten dimt

 

Na ’t zuur zal ik ontvangen

Wat zacht is en wat zoet

Nu komt vervuld verlangen

Bevrijding van de knoet

Geen mens is van een ander

Noch gender, man, noch vrouw

De vrijheid genomen

Wees slechts de liefde trouw