Onlangs verscheen het boek Dat maakt ons helemaal niets uit. Hierin vertelt Broos over de worsteling met zijn geaardheid en de reactie hierop van zijn vader, de schrijver Ronald Giphart. Het duurde lang eer Broos openlijk durfde te zeggen dat hij op mannen valt. Dat zou je in een tolerant schrijversmilieu toch niet verwachten. Voor Ronald was homoseksualiteit een non-issue: ‘Oké, prima toch?’ Hij sprak er verder met zijn zoon niet over. Want homoseksualiteit is anno 2024 toch geen onderwerp meer?
Dat bleek een enorme vergissing. Broos had flink geworsteld. Buiten zijn veilige, open gezin bleek de wereld minder tolerant te zijn. Ook de aankondiging van het boek veroorzaakte de nodige ophef. ‘Kan dat gezeik over homo’s nu eindelijk eens afgelopen zijn?’, klonk het in de sociale media. Ook de slogan van DENK: ‘Zullen we weer gewoon doen?’ verwees overduidelijk naar de ergernis over de regenboogvlag die op boodschappentassen en stadsbussen prijkt en vrolijk wappert op gemeentehuizen, bankgebouwen en kerken. Dat moet maar eens afgelopen zijn, het moet niet gekker worden.
Een paar jaar geleden schreef Splinter Chabot een soortgelijk boek. Ook hij komt uit een tolerant schrijversgezin. En net als Broos maakte hij moeilijke tijden door voordat hij zichzelf durfde te zijn. Je zou bijna denken dat je maar beter in een conservatief milieu kunt opgroeien, want dan heb je tenminste iets om je tegen af te zetten en strijd je harder voor je rechten. Des te meer reden om snel uit de kast te komen.
Maar waarom hebben zelfs kinderen uit een tolerant gezin problemen met hun coming out? Hierbij spelen de sociale media een grote rol. Zo hebben influencers als Andrew Tate grote invloed op homonegativiteit in het klaslokaal. De acceptatie onder scholieren daalt dan ook. Conservatieve populistische politici ridiculiseren transpersonen: ‘Vandaag ben je een man, morgen ben je een vrouw of een kat of een olifant.’ Het moet inderdaad niet gekker worden.
Ik zie het ook als een gebrek aan bewustzijn bij hetero’s. Laatst vroeg iemand, hartstikke hetero, aan mij: ‘Waarom moeten jullie steeds (!) op die boten staan met al die vlaggen? Waarom is er geen speciale dag voor witte heteromannen?’ Ik viel weer eens van mijn stoel van verbazing. Toen volgde van mijn kant een broodnodige les over leven als minderheid. Als je tot de meerderheid hoort is het immers 365 keer per jaar heterodag.
Ik vraag me af of er bij ons, vijftig-, zestig- en zeventigplussers nog geworsteld wordt. Is dat iets uit een inmiddels ver verleden en zijn we allemaal blije (de letterlijke betekenis van het woord gay) gesettelde queers, of werkt het verleden nog door in ons hedendaagse levensgevoel? Hebben we het gevoel dat we een vreemde eend in de bijt zijn als we in onbekend gezelschap verkeren waar de heteronormativiteit overheerst? Ik ben heel benieuwd naar jullie reacties.
Als bijna 70er "worstel" ik niet meer zo. Inderdaad, verbaas ik mij op een buurtbarbecue bijvoorbeeld, wanneer men mij 'als homo' nog wel eens impertinente vragen stelt, hetgeen ik ervaar als een vorm van geweld. Vervolgens leg ik uit dat we in een driemanschap leven, hetgeen leidt tot nóg impertinentere vragen. Ik blijf zitten en oefen compassie, leg uit, licht voor en confronteer de hetero-vragenstellers met hun intenties. Soms ontstaat er dan een echte "ont-moeting"... In Flevoland ben ik sinds kort actief als ambassadeur Roze50+. Vanuit die rol pogen ik partijen onder de Regenboog en daarbuiten met elkaar te verbinden. Dat is een lange weg te gaan, niet hopeloos, en heel noodzakelijk voor de vele mensen die nu (nog) worstelen.
Om de vraag te beantwoorden: ik worstel, de laatste veertig jaar al, met mijn verleden als gehuwde man en als vader, waar ik nooit helemaal mee in het reine heb kunnen komen.
Ik heb mijn woonomgeving, vriendenkring en bezigheden zo weten te kiezen dat de "impertinente vragen" bijna nooit aan mij worden gesteld. Ik voel me in omgevingen waar dat soort vragen wel gesteld worden ook absoluut niet thuis.
Toen ik vier jaar geleden naar een seniorenwoning verhuisde vreesde ik de heteroseksuele omgeving ik verwachtte. Ik was echt bang, zo erg als ik nooit had gevoeld! Maar toen bij een kennismaking met het naast mij wonende heteroseksuele stel zij mij vertelden dat ze in hun vroege jaren naar het D.O.K. gingen, om van opdringerige heteromannen af te zijn, begreep ik dat mijn vrees projectie was geweest.
Ik worstel ook met de evolutie van homo- naar queergemeenschap. Waar ik ben groot geworden met een mindset van vrijheid, experiment, humor en tolerantie, voel ik me nu overvallen door een gedachtenwereld waarin in mijn ogen op bijna religieuze wijze wordt bepaald wat, en ook wie, goed en fout is, en die helemaal niet bij mijn opvattingen aansluit.
Ik kies ook wat ik met wie deel en realiseer me dat ik in heterogezelschap wat terughoudender ben om mijn leven als lesbische vrouw met andere lhbt' s te delen. Ik besef regelmatig hoe belangrijk het is om onze eigen gemeenschap en onze eigen activiteiten te hebben. Het brengt me een hoop plezier, maar het voelt ook als noodzaak om te overleven als minderheid in een meerderheidscultuur. Ik bedoel overleven in figuurlijke zin. In te veel landen -en voor trans personen is dat nog erger dan voor lhb personen - geldt helaas ook dat je als minderheid je leven niet zeker bent.