Stichting Roze in Verzet wil meer aandacht voor queer verzetshelden

In een knus pop-up café in de Wibautstraat zit ik te praten met Gerrit Reijnen, Roze Stadsdorp Amsterdam-deelnemer en sinds vijf jaar voorzitter van Stichting Roze in Verzet. Roze in Verzet wil de rol van LHBTIQ+’ers in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog zichtbaarder onder de aandacht brengen. De stichting probeert dit doel te bereiken, zegt Gerrit, door portretten van roze verzetsstrijders te laten schilderen en deze portretten te onthullen tijdens publieksevenementen.

Gerrit Reijnen 


Aparte serie roze portretten
Roze in Verzet is in 2019 samen opgericht door de journaliste Marjolein Houweling, Gerrit Reijnen en de kunstschilder Herman Morssink. Gerrit: ‘Al in 2012 begon Herman verzetshelden te schilderen uit de voormalige Nederlandse koloniën. Tijdens onze activiteiten kwamen we twee bijzondere verzetsmensen tegen die LHBTIQ+’ers waren: Frieda Belinfante en Willem Arondéus, die allebei betrokken waren bij de aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister in 1943’ (zie ook kader hieronder). Gerrit en Herman dachten dat Arondéus en Belinfante speciale aandacht verdienden vanwege hun roze achtergrond.

Marjolein, Gerrit en Herman zagen mogelijkheden voor nog meer queer verzetsstrijders van wie de heldendaden onderbelicht waren gebleven. ‘We wisten niet waar we aan begonnen waren. Een aparte serie van portretten maken voor roze verzetsstrijders uit de Tweede Wereldoorlog, waaronder – behalve Belinfante en Arondéus – ook Ru Paré, Sjoerd Bakker, Niek Engelschman en Jef Last? Waar zou dit eindigen?’

Om publiciteit aan de portretten te geven is Roze in Verzet gevormd. Judith Schuyf, een historicus en archeoloog die in LHBTIQ+– geschiedenis gespecialiseerd is, hielp de stichting hierbij. Gerrit legt uit waarom Roze in Verzet zo cruciaal was:

‘Er was in Nederland nooit eerder geschiedenis vastgelegd en verspreid met behulp van portretten. We zagen portretten als een prachtig medium om verhalen uit het verleden over te brengen. Een schilderij vertelt immers meer dan duizend woorden. De portretten konden de regenbooggeschiedenis bij elkaar brengen.’


Herman in zijn atelier

 

De juiste gelegenheid
Met beperkte middelen (uit bijvoorbeeld subsidies of sponsoren) schildert Herman steeds een portret van een roze verzetsheld, en zoekt hij dan samen met Gerrit en Maurits Huijbrechtse (de ‘huishistoricus’ bij Roze in Verzet) naar een geschikte gelegenheid om het portret te onthullen. Gerrit noemt de overwegingen die hierbij aan de orde komen:

‘Welke organisatie zou deze persoon willen meenemen in de Nederlandse geschiedenis? Zijn er overgebleven familieleden van de verzetsheld, en zouden zij de LHBTIQ+– oriëntatie van deze held willen benoemen?’

Als de juiste gelegenheid is gevonden om het portret te onthullen, wordt er hier een programma bijgevoegd. ‘Verzetsmensen verdienen mooie publieke aandacht’, benadrukt Gerrit, ‘Je moet het portret in een context plaatsen.’ Dus komen er lezingen bij de onthullingen, en soms ook persoonlijke speeches door de familie.

Zo heeft Ingrid Engelschman, de nicht van oud-verzetsman en COC-oprichter Niek Engelschman, gesproken bij de onthulling van zijn portret tijdens het Roze Stadsdorp‑jubileumfeest in 2022 (zie Flamingo nr. 104). Portretten worden op diverse plaatsen tentoongesteld, zoals bij het Stadsarchief tijdens de 5 mei-viering, de Winter Pride in Almere, en verschillende Roze Loper‑verpleeghuizen (verzorgingscentra die gecertificeerd zijn als LHBTIQ+‑vriendelijk). Bij de jaarlijkse Arondéus-lezing van de Provincie Noord-Holland in Haarlem staat altijd een portret van Arondéus op het podium; zijn familie is daar ook elke keer aanwezig. Er hangt zelfs een portret van Arondéus in het Museum het Oude Raadhuis in Urk (vooral dankzij de roze oud-Urker, Meino Schraal).

Gemiddeld worden er twee of drie portretten per jaar aan de collectie toegevoegd.


Onthulling van het portret van Jef Last

 

Blijven herinneren
Op deze manier hoopt Roze in Verzet de regenbooggemeenschap én het bredere publiek eraan te blijven herinneren dat ook queers onderdeel zijn van de Nederlandse (verzets‑)geschiedenis. Dat blijft steeds een uitdaging. Gerrit: ‘We moeten telkens mensen vinden die bereid zijn de geschiedenis over te dragen.’

Maar deze missie is zeker de moeite waard, ook voor de schilder zelf. Herman: ‘Ieder schilderij vertelt een verhaal.’

Meer informatie over Roze in Verzet staat op www.rozeinverzet.nl.

 

De roze tint aan de bevolkingsregister-aanslag van 27 maart 1943

Huishistoricus Maurits is student geschiedenis aan de UvA en journalist bij de Gaykrant. Hij vertelt me meer over de roze bijdrage aan de aanslag op de Amsterdamse bevolkingsregister in de nacht van 27 maart 1943:

‘Schilder Willem Arondéus en celliste Frieda Belinfante vervalsten, net als veel andere kunstenaars, persoonsbewijzen voor Joden. De valse persoonsbewijzen moesten regelmatig worden gewisseld. De Duitsers konden de valse identiteitskaarten namelijk vergelijken met de echte persoonsgegevens in de stamkaarten van het Amsterdamse bevolkingsregister en in de landelijke schaduwadministratie.’

‘Om het moeilijker te maken voor de bezetters, werd door een groep kunstenaars het plan bedacht om een aanslag te plegen op het bevolkingsregister. Uit alle mogelijke hoeken werd naar steun en middelen gezocht. Bellinfante verpande haar instrument bijvoorbeeld aan Henry Pierre Heineken (de vader van Freddy Heineken).’

‘De voorbereiding voor de aanslag duurde heel lang. De aanslagplegers gingen die nacht onder leiding van Arondéus en Gerrit van der Veen (die trouwens niet roze was) gekleed als politieagenten het bevolkingsregister binnen om zoveel mogelijk stamkaarten en andere documentatie te vernietigen. Sjoerd Bakker, die couturier was, maakte de politie-uniformen.’

‘Heel bijzonder aan de aanslag was dat de aanslagplegers zo min mogelijk geweld wilden gebruiken. Ze verdoofden de bewaking en sleepten hen naar buiten. Vervolgens stichtten de aanslagplegers brand en hingen ze waarschuwingsboorden op om de brand een gevolg van een gaslek te laten lijken. De brandweer hielp hen door extra lang te doen over het blussen. Daarnaast gebruikte de brandweer expres veel water om nog meer documentatie te beschadigen.’

‘De praktische impact van de aanslag viel tegen. Vanwege de lange voorbereidingstijd vond de aanslag pas plaats in 1943, toen de meeste Nederlandse Joden al weggevoerd waren. Maar het was wel een opsteker voor andere verzetsgroepen. Want dit was een van de eerste aanslagen die écht lukten, wat anderen de moed gaf om zelf zulke aanslagen te plegen.’

‘Door de vele schakels in de planning van de aanslag vonden de Duitsers de meeste aanslagplegers snel. Na een showproces werden Arondéus, Bakker, Van der Veen en veel anderen die betrokken waren bij de aanslag geëxecuteerd. Na de oorlog was er wel aandacht voor de aanslag. Ironisch genoeg was de periode direct na de oorlog nog vervelender voor de Nederlandse queergemeenschap dan de oorlog zelf, omdat er een algemeen verlangen bestond om tot een soort ‘moreel herstel’ te komen – daar paste homoseksualiteit niet in.’

‘In de jaren 70, toen de Nederlandse homobeweging in opkomst was, ontstond er een mythe rond de aanslag. De bekende lesbische advocate en oude verzetsvrouw, Lau Mazirel, beweerde dat Arondéus tegen haar zou hebben gezegd tijdens hun laatste ontmoeting: “Laat de wereld weten dat homo’s ook moedige mensen zijn”.’ Of dit gesprek echt is gebeurd, is zeer de vraag, maar volgens Maurits ‘dient het verhaal over roze verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog hoe dan ook te worden verteld.’

Maurits