Voor 1900
Homoseksualiteit bestond niet. Het woord niet, maar ook het concept niet. Het was onbestaanbaar dat je identiteit en leefstijl samenviel met het feit dat je hield van iemand van hetzelfde geslacht. Wie werd betrapt op homoseksuele handelingen was een sodomiet of verkeerde liefhebber (mannen) respectievelijk een tribade of lollepot (vrouwen). Op dit vergrijp stonden straffen variërend van verbanning, lijfstraffen en eenzame opsluiting tot de doodstraf.
Privacy was een luxe
De Amsterdammer die hunkerde naar sodomie was vaak aangewezen op zeelui en soldaten. Of ongetrouwde heteroseksuele jongemannen voor wie de meisjes, die hun maagdelijkheid moesten bewaren, onbereikbaar waren en een prostituee vaak te duur was. ‘De stoere heteromannen waar homomannen op aasden, waren veelal afkomstig uit de arbeidersklasse. Vaak ging het om mannen die weg van huis waren zoals soldaten, matrozen of migranten. Havens, stations, kazernes, markten, winkelstraten en hoerenbuurten waren ideale locaties voor homoseks. Dronkenschap, honger of het ontbreken van een warm bed zal het contact voor hetero’s vaak makkelijker hebben gemaakt,’ schreef sociaal wetenschapper Gert Hekma in Homoseksualiteit in Nederland.
Voor vrouwen met lesbische aandrang waren er nog minder mogelijkheden, zeker omdat zij niet geacht werden seksueel actief te zijn. Daarbij kwam dat in het dichtbevolkte Amsterdam niet eenvoudig intiem te zijn met elkaar zonder dat iemand het merkte. Een kamer voor jezelf, sowieso privacy, was een luxe.
Op z’n janmeisjes
Veel mannen op zoek naar homoseksueel vertier waren netjes getrouwd, omdat gesodemieter schandalig was. Een vermeende sodomiet werd vaak gemeden door familie en vrienden en geraakte zo in een sociaal isolement. Dus maakten mannen, al dan niet getrouwd, uitstapjes naar een homo-ontmoetingsplaats.
Ze ontmoetten elkaar bijvoorbeeld in een kroeg die homoseksueel gedrag toestond, zoals het Serpent. Deze kroeg was rond 1730 gelegen aan de vroegere Vismarkt, op de plaats waar nu het Nationaal Monument op de Dam staat. Van eigenaar Jurriaan Bakbandt werd gezegd dat hij verwijfd sprak, op z’n ‘janmeisjes’. Bakbandt begeleidde mannelijke gasten met ‘tegennatuurlijke’ verlangens naar de bovenverdieping, terwijl zijn vrouw en dochter de andere gasten in de gelagkamer bedienden.
Boven waren twee kamers ingericht met ledikanten. Alleen Bakbandt mocht het bestelde eten en drinken naar de kamers brengen. Zijn vrouw Bartha werd in 1730 opgepakt door gerechtsdienaren en verhoord, maar toen had Jurriaan Bakbandt z’n hielen al gelicht. Als straf voor haar rol in het Serpent werd Bartha levenslang verbannen uit Amsterdam.
Lollepotten op heterdaad betrapt
Het moet een geschreeuw en getier van jewelste zijn geweest. Die avond in april 1798 moesten de dienstdoende nachtwachten drie vrouwen ontzetten uit de handen van een woedende menigte in een van de gangen van de Goudsbloemgracht (de huidige Willemstraat). De wachten namen Anna Schierboom, Anna de Reus en haar dochter Anna Schreuder mee naar hun wachthuis in de Tuinstraat. Daar vertelden de buren maar al te graag wat er aan de mishandeling voorafging.
Twee vrouwen, Anheliersstraat 115, door Isaac Israels (1865-1934)
De buurvrouwen verklaarden dat ze deze buren al geruime tijd verdachten van ‘het pleegen van onnatuurlyke vuyle verrichtingen’. Op basis van hun verklaringen werden later die avond nog twee vrouwen gearresteerd, onder wie Marie Smit. Smit woonde samen met Anna Schreuder, terwijl de twee anderen daar af en toe voor enkele stuivers een slaapplaats hadden. Toen de directe buurvrouw geluiden op zolder hoorde, ging ze naar boven en tuurde door een spleet. Daar zag ze Marie Smit en Anna Schreuder liggen, ‘het onderlyf geheel nakend’, elkaar strelend en liefkozend zoals ‘een mansperzoon een vrouwsperzoon streeld en liefkoosd’.
Gelijk haalde de buurvrouw er drie andere vrouwen uit de Bakkersgang bij, en alle vier keken zij door de kier naar de vrijpartij van Marie en Anna. Pas toen Marie haar ene been op de schouder van Anna legde en de laatste ‘als toen nederwaarts gekropen’ de vrouwelijkheid van Marie likte, hielden de gluursters het niet meer. Opgewonden riepen ze: ‘Ja lolhoeren, wy zien het wel sta jelui nog niet op, heb jelui nog niet genoeg gelold?’ Natuurlijk was het met de liefkozingen onmiddellijk gedaan, maar de buurvrouwen waren nog niet tevreden. Luidruchtig drongen ze het huis van Marie binnen. Het ontaardde in een luid en gewelddadig straatoproer, waarbij Anna Schreuder de kleren van het lijf werden gerukt.
Uiteindelijk kwam het tot een rechtszaak. Anna bekende in eerste instantie, maar trok haar bekentenis later in. Marie ontkende en zei op de zolder slechts met de rokken over het hoofd te hebben kopjegeduikeld. Het mocht niet baten, beide vrouwen werden veroordeeld tot vijf jaar in het Spinhuis.
Uit: Amsterdam, de roze geschiedenis
Het boek Amsterdam, de roze geschiedenis wordt donderdag 29 juni om 20.00 uur gepresenteerd in Pakhuis De Zwijger, Piet Heinkade 179, 1019 HC Amsterdam. Je kunt reserveren op de website van De Zwijger |