Expositie tot 21 maart 2023 in het Verwey Museum in Haarlem
met natuurlijk de Dokwerker, maar vooral met minder bekend werk: groot en klein, in schets en voltooid, in gips, klei en in brons
Mari, de man achter de beelden is minder bekend dan zijn beelden. De familie heeft een ode willen brengen aan hun vader en grootvader en de heropening van het Verwey Museum als een mogelijkheid gezien om hem extra te belichten.
In een sfeer die is afgeleid van de sfeer waarin Mari heel zijn leven werkte, zijn attributen toegevoegd die doorgaans niet in expositieverband worden getoond. We mogen meekijken, weliswaar door een sleutelgat, maar het informeert ons wel over de kunstenaar die zich gauw ongemakkelijk voelde bij belangstelling.
Mari, de op een na jongste van zes, heeft er lang over gedaan om tot een beroepskeuze te komen. Moeder was beeldend kunstenaar, vader dirigeerde en vier van de kinderen zijn in de muziek gegaan. Tegen zoveel geluid viel niet op te boksen, laat staan te kiezen.
Zijn keuze voor het beeldhouwen werd geïnitieerd door anderen. Bronner, de latere directeur van de Rijksacademie, zag wel wat in hem, in zijn tekeningen en toetste hem op zijn werken in klei. Anderen zagen in hem wat hij zelf nog moest ontdekken. Hij ging naar de Kunstnijverheidsschool in Haarlem en werd later toegelaten op de Rijksacademie in Amsterdam. De tentoonstelling laat tekeningen, schetsen en ontwerpen zien - illustraties van zijn aarzelende ontdekkingstocht.
Wat kon hij laten zien, zonder de bescherming en helpende hand van getrouwen?
Aanvankelijk kreeg hij opdrachten van de kerk en van bouwverenigingen: religieuze beelden in een architectonische context. Een ambiance om ervaring op te doen en zijn naam naar buiten te brengen. In de oorlogsjaren bleef zijn kritische houding niet onopgemerkt. Hij weigerde het lidmaatschap van de Kultuurkamer, gaf Joden onderdak en zette een wapendepot op. Ook organiseerde hij ontmoetingen in zijn huis met collega’s. Dit waren zijn initiatieven, zijn ‘coming out’. Opdrachten bleven vooralsnog uit. De oorlog liet weinig ruimte toe. Na de oorlog werd Bronner zijn leermeester en werd hij de meest gevraagde beeldhouwer voor oorlogsmonumenten. Hij ontwikkelde zich in duidelijkheid, overzichtelijkheid. Het beeld moest gezien worden en uitnodigen tot bezinning of omarming. De vrije ruimte was essentieel. Bronner had hem niet tevergeefs toegesproken!
Zowel de mens als de beeldhouwer-vakman ontpopte zich als een ‘gezien’ kunstenaar met respect voor mens en omgeving. Met affiniteit voor diepgaande gevoelens van zijn model(len) wist hij deze monumentaal te verbeelden’.
Zijn stijl wordt classicistisch-impressionistisch genoemd. Verraadt directheid, maar belangrijker is dat zijn bewondering voor Rodin, Meunier, Maillol en Despiau in zijn handschrift is te ontdekken. Hij heeft veel portretopdrachten gekregen, van familieleden, vrienden en liefhebbers. Het portretteren zelf verliep nagenoeg in stilte. Zijn ogen en handen voerden het gesprek. Zijn schetsmatige opzet laat een directheid, scherp contact en emotionele betrokkenheid zien. Dat is MARI ANDRIESSEN. Eenmaal wakker geschud weet hij te raken en de essenties van zijn modellen te verbeelden.