Portret van de man die de eerste homobeweging oprichtte.

De rellen in 1969 bij het New Yorkse homocafé The Stonewall Inn worden gezien als het begin van wereldwijd homo-activisme en Gay Pride evenementen. Maar laten we de rol van eerdere Nederlandse voorvechters niet vergeten. Pionier was Jacob Anton Schorer. In de vorige Flamingo kreeg de naar hem genoemde Schorerstichting aandacht in het artikel over de roze buddyzorg. De stichting werd opgeheven, maar leeft voort in ons collectieve lhbti+ geheugen. Schorer richtte in 1912 de eerste Nederlandse organisatie voor homorechten op. Hij gaf homo’s en lesbiennes zelfbewustzijn en solidariteitsgevoel. In dit artikel worden zijn leven en zijn betekenis belicht.

Ze keken snel de andere kant uit
Jonkheer mr. Jacob Anton Schorer stamt uit een vooraanstaand Zeeuws geslacht. Biograaf Theo van der Meer: ‘Uit Schorers latere commentaren weten we dat zijn homoseksuele gevoelens voor hem een zware strijd hebben betekend, maar wanneer precies is niet duidelijk.’ Wel is bekend dat hij na zijn studie begon te lobbyen voor een rechtvaardiger behandeling van homo’s. Door zijn achtergrond en functie als advocaat en plaatsvervangend kantonrechter in Middelburg had hij toegang tot invloedrijke kringen. Schorer probeerde met wetenschappelijke feiten politici en bestuurders ervan te overtuigen dat homoseksualiteit geen ziekelijke afwijking, maar een aangeboren speling van de natuur is.

Over zijn eigen situatie zweeg Schorer aanvankelijk. Pas jaren later gooide hij de knuppel in het hoenderhok. Zijn familie was daarover not amused. Verre achterneef Karel Schorer herinnert zich dat oom Jacob als het zwarte schaap van de familie letterlijk en figuurlijk met de nek werd aangekeken. ‘Mijn grootouders zagen hem in Den Haag aan de overkant van de straat lopen en keken snel de andere kant uit. Ze wilden hem niet ontmoeten.’

Een man van zeer onzedelijke neigingen
In 1903 werd tegen Schorer, toen 37, een onderzoek ingesteld ‘ter zake van ontuchtige handelingen met jongens beneden den leeftijd van zestien jaren’. Het leverde geen strafbare feiten op, maar justitie kwalificeerde hem wel als een ‘man van zeer onzedelijke neigingen’. Het ging om een 14-jarige jongen uit Goes met wie hij naar eigen zeggen alleen vriendschappelijk contact onderhield. Een publiek schandaal bleef uit, toch was het kwaad geschied. Schorer voelde zich genoodzaakt ontslag te nemen. Waarschijnlijk wilde hij ook zijn familie de schande besparen, vooral zijn vader die vicepresident van de rechtbank in Middelburg was. Hij  verhuisde naar Berlijn en werd medewerker van de seksuoloog Magnus Hirschfeld die zich inzette voor homo-emancipatie. Hirschfeld ontwikkelde de theorie van het derde geslacht. Berlijn was het homoseksuele Mekka van die dagen en moet voor Schorer een verademing zijn geweest na het conservatieve Zeeland.

Zo geruisloos als hij was vertrokken, zo veel rumoer veroorzaakte Schorer in 1904 met een artikel in het Nederlandse juridische tijdschrift Themis. Daarin schreef hij: ‘Iemand die homosexueel is, kan zich zeer wel tot jongeren aangetrokken voelen zonder daarom iets strafbaars met hen voor te hebben.’ Het artikel leidde tot grote ophef. Schorer werd geout, een activist was geboren.

Strijd tegen artikel 248 bis
Na het overlijden van zijn vader keerde Schorer naar Nederland terug.

In 1911 werd daar het artikel 248 bis van het Wetboek van Strafrecht ingevoerd op initiatief van minister van justitie mr. Robert Regout ‘omdat juist de meerderjarige wellusteling bij voorkeur zijne slachtoffers zoekt in aankomende jongelingen’. Deze moraalridder kreeg het tij mee in het parlement. Sinds 1811 was homoseksualiteit niet meer strafbaar, omdat seksualiteit gezien werd als een strikt persoonlijke aangelegenheid. Nu werd seksueel contact van een meerderjarige met een minderjarige van hetzelfde geslacht strafbaar gesteld. Meerderjarig was men pas vanaf 21 jaar. De leeftijdsgrens voor heteroseksuele omgang bedroeg 16 jaar.

Schorer beschouwde dit als discriminatie en besloot zich ertegen te verzetten. In 1912 richtte hij het Nederlandsch Wetenschappelijk Humanitair Komitee (NWHK) op. De rest van zijn leven voerde hij strijd tegen artikel 248 bis, tegen de chantage die eruit voortvloeide en tegen het onbegrip en vooroordeel jegens homoseksualiteit. Ook tegen het dogma dat homoseksualiteit en religie elkaar zouden uitsluiten.

Het NWHK stelde brochures op en publiceerde jaarverslagen die overal werden verspreid. Ook schreef het ingezonden stukken in kranten en tijdschriften. Schorer’s  pen domineerde. Hij bouwde een groot netwerk van ‘gevoelsgenoten’ op, bracht hen met elkaar in contact en bood aan tallozen individuele hulp. Daarnaast legde hij een omvangrijke en unieke bibliotheek aan die waardevol zou worden voor wetenschappers en particuliere belangstellenden. Achteraf is vastgesteld dat er in de wereld toen maar drie homocollecties aan zijn verzameling konden tippen.

Pas in 1971, 14 jaar na Schorer’s overlijden, werd artikel 248 bis, mede dankzij latere actievoerders, geschrapt. Zo’n 5000 mensen zijn via dit artikel vervolgd.

Pleegzoon
In 1923 kwam Schorers grote liefde, de 16-jarige Helmuth Imhoff, bij hem in zijn Haagse huis wonen. Hij was toen 57 jaar en noemde Helmuth zijn pleegzoon. Een dergelijke relatie was in die tijd onder, vooral vooraanstaande, homoseksuelen niet ongebruikelijk. In intellectuele kringen werd dit geaccepteerd, soms zonder woorden, of er werd weggekeken. De zedenpolitie rapporteerde dat Schorer met Helmuth ‘den geheelen dag over homoseksualiteit spreekt’. Hoe weinig aannemelijk het ook is dat hun contact zich hiertoe beperkte, hij werd niet vervolgd. Misschien heeft hij de autoriteiten ervan kunnen overtuigen geen seksuele relatie met de jongen te hebben. Of vreesden die repercussies van de fervente tegenstander van artikel 248 bis.

Helmuth trouwde 10 jaar later vanuit het huis van zijn pleegvader en kreeg een zoon. Ze bleven bevriend totdat Helmuth in 1943 aan het oostfront sneuvelde.

Van NHWK naar COC
Toen de nazi’s in Duitsland aan de macht kwamen, werd de repressie jegens  homo’s en lesbiennes heftiger. Hitler wilde ambtelijke functies van hen zuiveren. Alle boeken van ‘niet-Duitse geest’ werden vernietigd, ook die van het Berlijnse instituut van Hirschfeld. De nazi’s zagen daarin een ‘centrum van moreel verval’.

Uit angst hief het NWHK zich na de bezetting in mei 1940 direct op. De Duitsers vielen al snel bij Schorer binnen. Net op tijd had hij alle adreslijsten en correspondentie door zijn dienstbode laten verbranden. Zijn bibliotheek van toen 1885 werken werd in beslag genomen en is nooit teruggevonden. In juli 1940 werd homoseksueel contact ongeacht leeftijd strafbaar met maximaal vier jaar gevangenisstraf. Van omvangrijke vervolging is gelukkig geen sprake geweest. Ook Schorer werd ongemoeid gelaten. Maar hij durfde zijn vroegere werkzaamheden nauwelijks voort te zetten en voelde zich nutteloos. Ook miste hij zijn levenswerk, de bibliotheek. Na de oorlog ging hij weer aan de slag met artikel 248 bis als speerpunt.

De activiteiten van het NWHK werden in 1946, met een wat andere koers, voortgezet door de Shakespeare Club, die in 1948 is omgedoopt tot het Cultuur- en  OntspanningsCentrum (COC). Schorer aanvaardde het erelidmaatschap, hoewel hij de nieuwe organisatie ‘te frivool’ vond en meer wilde focussen op rechtsgelijkheid.

Jacob Schorerpad
Schorer overleed op 18 augustus 1957. Bij zijn tiende sterfdag in 1967 werd de Schorerstichting opgericht, een ‘consultatiebureau voor de psychische en lichamelijke gezondheid van homoseksuelen’. Met een uitgeverij die toonaangevende boeken op het gebied van homoseksualiteit zou uitbrengen, als laatste de biografie over Schorer. De Schorerstichting verdween in 2012 door het wegvallen van overheidssubsidies.

Dordrecht kreeg in 1984 het Jacob Schorerpad, een initiatief van Hans van Amstel Jonker, toen lid van de plaatselijke COC-afdeling: ‘Het was internationaal homojaar en de gemeente stemde in. Politicus Molly Geertsema, die zich inzette voor homorechten, en ik mochten de opening verrichten.’ Het pad is er nog steeds. Later werden meer straten naar Schorer vernoemd, zoals in Groningen en Den Haag.

Eerherstel
In 1927 schonk Schorer tientallen homogerelateerde boeken aan de bibliotheek van de Tweede Kamer. De voorzitter stuurde ze terug, een klap in Schorer’s gezicht.

Het eerste exemplaar van de biografie over Schorer werd in 2007 daarom uitgereikt aan de toenmalige voorzitter van de Tweede Kamer, Gerdi Verbeet.

Karel Schorer: ‘Familieleden, onder wie mijn partner en ik, waren uitgenodigd. Het eerherstel was ontroerend, vooral voor mij als homo. Mevrouw Verbeet roemde Jacob’s verdiensten voor acceptatie van homoseksualiteit, betreurde de reactie van haar voorganger en toonde zich verheugd dat er 80 jaar later veel verbeterd was.’   

Ik voelde het als een plicht
Terugblikkend noemt biograaf Theo van der Meer Schorer ‘de belichaming van vooroorlogse homoseksuele identiteitsontwikkeling’. Zelf schrijft Schorer aan het einde van zijn leven: ‘Ik voelde het als een plicht, waaraan ik mij niet mocht, niet kon en niet hoefde te onttrekken.’

Voor die plicht zijn latere generaties aan Jacob Anton Schorer dank verschuldigd.

Bron: Jonkheer mr. Jacob Anton Schorer (1866-1957), een biografie van homoseksualiteit, Theo van der Meer, 2007, uitgegeven door Schorer Boeken

Foto: olieverfschilderij van Jacob Schorer, gemaakt door Robert Thé Tjong Tjioe in 1949. Eigendom van de Stichting Schorer familiebezit en in bruikleen gegeven aan Karel Schorer