Een opstapje, feuilleton deel 3/5

Nelleke Oepkes neemt ons mee in haar strijd tegen het corona-verval

Hot hot hot! Met mijn opgave voor Gecombineerde Leefstijl Interventie in januari was ik helemaal in the groove!



Overal hoorde je over eten, diëten, bewegen en wegen. Mag het een onsje minder? Graag, doet u maar een pond. Iedereen was ze liever kwijt dan rijk.

Eén maart: de langverwachte eerste afspraak voor mijn Leefstijl-programma. De intake vlotte goed, maar toen volgde de dreun: geen fysio in de praktijk en om de zeven weken een afspraak. De jonge fysiotherapeute luisterde geduldig naar mijn radeloos gepiep. Had ik helemaal geen zelfvertrouwen? Neen. Ik vond mijn lichaam niet eens die zes op mijn schoolrapport waard. Ze wist me op te vissen voordat ik kopje onder ging.

 “Mail ons welke lichaamsdelen je wilt oefenen en volgende week nemen we dat met je door.” Dat bleek op mijn hoofd na mijn hele lijf te beslaan. Die volgende keer deden een leuke stagiaire met een Japanse knot in zijn haar en ik naast elkaar op een matje de op mijn lijf geschreven oefeningen. Met een compliment over mijn sierlijkheid tijdens de looptest vertrok ik zielstevreden.

Inmiddels had ik een afspraak voor een maagonderzoek bij het ziekenhuis, want in januari had ik een tweede maagpijnaanval gekregen. Een bij de uitnodiging opgestuurd filmpje was ‘Too much information’.

Die reis van de via mijn mond ingevoerde mini-camera vanaf mijn strottenhoofd tot en met mijn twaalfvingerige darm hoefde ik niet van tevoren virtueel en visueel mee te maken. Een simpel plaatje had volstaan. Afbeelding 2                      

Ik begaf mij nuchter naar het OLVG, waar ik een roesje kreeg. Over de ingreep zelf zwijg ik discreet. Na ontwaakt te zijn kreeg ik te horen dat ze niets ondeugdelijks hadden gevonden. Een lieve vriendin, op mijn verzoek voorzien van vrolijke ijsmuts, kwam me ophalen.

We vierden de uitslag met een drankje in het park, gezellige conversatie en ik kreeg een paar opbeurende sokken. Gesterkt en opgelucht stapte ik in de tram naar huis… Himmelhoch jauchzend! Zum Tode betrubt!

Twee dagen later sloeg het noodlot toe. Ik kreeg een derde maagpijnaanval met alle bijkomende toeters en bellen. Moge hierover discreet het doek vallen. Een dame lijdt privé, het liefst in haar boudoir.

Magritte, Perspective Madame Recamier

Mijn herstel nam enige dagen in beslag. Achtervolgd door plichtsbesef het derde deel van mijn vervolgverhaal in te leveren, herrees ik van mijn ziekbed. Wiebelig, niet hongerig, balorig maar tot mijn taak bereid. Werk gaat voor het meisje!

Nu stond ik er alleen voor. Geen toeziende juf, geen gymruimte, geen apparaten. Een lijstje oefeningen, de Webster’s Twentieth Century Dictionary uit 1901 als opstapje, goede voornemens en vastberadenheid moesten mij op het rechte pad houden. Mijn hoofd nam het voortouw. Een gezonde geest in een gezond lichaam?

Dat betekende een denker/ontwerper(hoofd) en een uitvoerend ondersteunend apparaat (lijf). Mijn ledematen moesten zich gaan ontwikkelen tot medematen, om samen met mijn hoofd gezondheid en uiterlijk te vormen en te besturen.

In een klap was ik eruit. Ik moest van mezelf een automaat maken. Automaat, naar het Latijn, betekent precies dat: een zichzelf in beweging brengend voorwerp dat uit zichzelf voortbeweegt. Ik moest mijn eigen leefstijlcoach worden. Simpel gezegd. Nu nog doen, krakkemikkig en wel.

Omdat ik redelijk democratisch ben ingesteld, vind ik dat al mijn lichaamsonderdelen evenveel recht van spreken en/of handelen hebben. Nou, daar kwam ik toch van een koude kermis thuis! Het hoofd gedroeg zich als een rasechte einzelgänger. Ondanks verwoede pogingen van de oren en ogen, om van de mond nog maar te zwijgen, weigerde het samenwerking met de zone beneden de gordel. De benen wilden wel samenwerken maar eigenlijk alleen met elkaar! Bij de handen daarentegen wilde de linkerhand absoluut niets weten van wat de rechterhand deed; en verder gedroegen ze zich alsof ze de enige werkende presterende klasse ter wereld waren. De voeten vertoonden anarchistisch gedrag en sprongen uit de band. Eerlijk gezegd was ik het meest geschokt door mijn ellebogen: wat een stelletje volksmenners. Alsof zij alleen op de wereld waren! De ingewanden, toch al verzwakt door de recente ontwikkelingen, mopperden en beklaagden zich over hun continue achterstelling ten aanzien van de ledematen aan de buitenkant. Het hart was niet eens te verstaan tussen al dat getier en gekift. Eigen lidmaat eerst!



Ineens kreeg ik er genoeg van. Ik greep in. Met behulp van de zintuigen en de hersenen (die zich wijselijk gedistantieerd hadden) heb ik het stelletje de oren gewassen en een poepie laten ruiken. ‘Jullie maken er een potje van en schijnen volledig te vergeten dat jullie allemaal onder één vlag varen, in mijn persoon verenigd. Het is nu het moment van eendrachtig de schouders eronder, in plaats van het verschil en het geschil te zoeken’. En ziet, ze zagen het licht! De schouders rechtten zich en namen gelijk de rug mee. De buik – geen spelbreker- hield zich in en de armen hielden de handen in de hand. De ellebogen konden geen kant meer op. Toen konden de benen niet achterblijven en schoorvoetend schoof het lijf in het gelid. Als laatste gaf het hoofd gehoor, op weg geholpen door de neus.

En nu doen we gezamenlijk ons best. Knieën en maag gaan door een deur. Ze dienen een doel: minder zwaartekracht. Hoofd en hart zijn tot elkaar gekomen in de zorg voor een harmonisch welzijn. Gewenning schept vertrouwen en oefening baart kunst. We zullen het voorlopig met onszelf moeten doen.