Nelleke Oepkes neemt ons mee in haar strijd tegen het corona-verval
De teerling was geworpen. Zal ik erin slagen mijn zoeken een goede vorm te geven?
Met een overdaad aan goede voornemens stapte ik 4 januari op de fiets naar de diëtiste, waar ik, uithijgend van windkracht 1 tegen, binnenkwam. Hoe ik gekomen was: “Op de fiets”, antwoordde ik buiten adem. Een ‘Goed zo’ volgde, mijn tweede schouderklopje.
Op de weegschaal, lengte gemeten en geboortedatum genoteerd. Deze drie factoren bepalen je BMI (Body Mass Index). Mijn BMI was 29,5. Net geen 30, de obesitas-grens. Dat was hard slikken. Vervolgens werden mijn eetpatroon, menu en bezigheden binnen- en buitenshuis doorgenomen. Wat was mijn doel? “Minstens tien kilo kwijt raken”. “En wat nog meer? Wat vind je leuk? Leefplezier vind ik belangrijker dan kilo’s”, sprak ze ferm. Mijn eerste les in levensstijl!
Ik ging de deur uit met een analyse van mijn eetpatroon, een dagelijkse menu-opzet, een familiebijbel aan brochures en een opgewekt gemoed. Ik fietste zelfs een extra ommetje terug naar huis.
Bij de fysio werd ik, met mondkapje, van apparaat naar apparaat gestuurd: de gewone fiets, de crossfiets, de plankwegduwer, de lopende band, die ik zelf allemaal diende te reinigen na gebruik. ‘Schoonmaken is ook bewegen’ stond bij de papierrol. Vaste prik werden een op- en afstap-oefening en een schaatsoefening in de doorloop naar de wachtruimte, altijd op anderhalve meter van toevallige passanten. In gedachten schaatste ik met de handen op de rug van Bartlehiem naar Dokkum. Huiswerk kreeg ik ook. Elke dag deed ik trouw 3 sets van 10 x armzwaai, 30 seconden looppas en 10 kniebuigingen. Ik was blij met vijf minuten voldoening. Wie het kleine niet eert, is het grote niet weert.
Toch begon er iets te knagen bij me. Uitleg, voortgangsgesprek, niks van dat al! Aan het einde van elke sessie stak ze twee duimen op. De derde week passeerde en aan het einde zei ze opgeruimd: “Nog een week twee keer, daarna afbouwen”. Het voelde alsof moeder mijn hand losliet. “En dan? Ik heb thuis geen apparaten en de fitnesscentra zijn gesloten”. Totaal overdonderd zei ik gedag en fietste naar huis. Ik had moeten uitleggen dat ik niet slechts een antieke auto was die aangeslingerd moest worden, maar dat ik lang nog geen goede chauffeur was en niet zonder bijrijder kon!
Ik belde in zak en as mijn ‘ziekenfonds’ en klaagde mijn nood. Een bijdehante dame nam op. “Heeft u twee aparte verwijzingen voor fysio en diëtist gekregen of een verwijzing voor … (ze moest dat een paar keer herhalen) Gecombineerde Leefstijl Interventie?” Op Internet kon ik praktijken vinden die dat boden en ik had een verwijzing van de huisarts nodig. Eén praktijk bleek vlak om de hoek te liggen. De folder leerde me meer. Het was een programma van twee jaar waarin opgenomen zijn: een persoonlijk voedings- en bewegingsplan, individuele begeleiding, groepsbijeenkomsten, evaluatie en zelfs terugval-preventie! Een fysiotherapeut en een diëtist, die beiden leefstijlcoach zijn, staan je bij. Leefstijlcoach. Chique! Ik zag in mijn fantasie een mengeling van een aardige juf, een styliste en een Lieve Lita (vroeger in Libelle een rubriek met levensvragen) met de allure van een trendvoorspeller a la Edelkoort. Helaas, pas in maart was er plek.
Hoe kwam ik februari door?
Oude fysio en diëtiste waren weggevallen. Ik moest mijn eigen opdrachtgever, controleur en stok achter de deur zijn en zelf de tien met de griffel uitdelen inclusief de zoen van de juffrouw. Een pittige opdracht! Ik legde een journaal aan met mijn dagelijkse menu en lichamelijke oefening. Op de voorkant prijkte een afbeelding van Picasso’s Le Dejeuner sur l’Herbe; de achterkant werd gesierd door een bronzen atleet van Rodin.
Ik moest alles opschrijven wat ik at, tot en met het laatste snoeptomaatje. Zo kon ik, hopelijk, niet verzaken.
Eten aan tafel van een bord en niet staand in de keuken uit het vuistje; proeven en niet naar binnen slokken of klokken; het gold voor vast en vloeibaar! Ik ontdekte mijn zintuigen opnieuw: savoureren in plaats van consumeren. Mijn Franse wijze van alcohol nuttigen (iedere dag) was passé; wijn maakte plaats voor verantwoorde sappen en het was thee, thee en nogmaals thee.
Slok voor slok, hap voor hap vocht ik voor de herrijzenis van mijn figuur. ‘Een taartje is een seconde in je mond, een uur in je maag en voor je leven op je heupen’, een gezegde uit mijn jeugd, werd mijn motto.
De lichaamsbeweging gaf meer hoofdbrekens. Mijn kleine vrijgezellenflat was niet berekend op vrijuit gymmen. Mijn onderburen werden gewaarschuwd. De basisoefening hield ik erin als ochtendritueel.
Als opstapje diende het dikste en zwaarste boek uit mijn huis, de Webster Encyclopedia uit 1901. Ik verzon er een nieuwe opdracht bij: 3 x 10 maal de Webster optillen; dat bleek te zwaar. Dan maar de Bijbel; niet te vinden. Uiteindelijk belandde ik bij de Verzamelde Gedichten van Ida Gerhard.
En zo, voorzichtig al het omvallende en breekbare huisraad omzeilend, ga ik stap voor stap op weg naar een hoger peil in gezondheid. Eenmaal per week meet ik mezelf op: bustewijdte, taillewijdte, heupwijdte en buikomvang. Een veel te strakke broek, speciaal hiervoor uitgekozen, gaapt al minder over de buik. Elke millimeter minder is er een! Ook die getallen noteer ik in mijn boekje.
Wachtend op de leefstijlcoach verlies ik mij liever in dromen, aangenamer dan de stugge werkelijkheid. Als een zeventigplus Aphrodite zal ik herrijzen uit het schuim van de toekomst, de as van het verleden van mijn voeten schuddend. Naar een ontmoeting in de spiegel zal ik reikhalzend uitkijken. Moge dan mijn droombeeld mijn spiegelbeeld nader komen. En mogen zij elkaar uiteindelijk treffen in een tedere omhelzing. (Rebecca Horn - Metamorphose)